De val van Samaria | |
5 | De koning van Assur trok door het hele land, 1)
trok op naar Samaria en belegerde het drie jaar lang. |
6 | In het negende jaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in
en voerde Israël in ballingschap naar Assur. Hij liet ze wonen in Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan, en in de steden van de Meden. |
7 | Dit geschiedde omdat de Israëlieten gezondigd hadden tegen JHWH hun god
die hen had laten optrekken uit het land Egypte onder de macht van Farao uit, omdat zij andere goden vereerden, |
8 | en omdat ze volgens de voorschriften leefden van de naties
die JHWH voor het aangezicht van de Israëlieten vandaan verdreven had. en [volgens die] welke de koningen van Israël hadden aangenomen. 2) |
24 | De koning van Assur liet [mensen] uit Babel komen,
en uit Kuta, Awwa, Hamat en Sefarwaïm, en liet hen in de steden van Samaria wonen in plaats van de Israëlieten. Zij namen Samaria in bezit en gingen in de steden daarvan wonen. |
29 | Elke natie, stuk voor stuk, bleef haar [eigen] goden vervaardigen
en ze plaatsten die in de behuizingen 3) op de hoogten die de Samariërs, 4) natie voor natie, in hun steden vervaardigd hadden waarin ze woonden. |
30 | De mensen uit Babel vervaardigden [een beeld van] Sukkot-Benot
de mensen uit Kuta [van] Nergal de mensen uit Hamat [van] Asima |
31 | en de Awwieten [van] Nibchaz en Tartak.
De Sefarwieten verbrandden hun kinderen in het vuur voor Adrammelek en Anamelek de goden van Sefarwaïm. |
32 | Ze vereerden JHWH
en stelden zich priesters uit alle milieus aan die in de behuizingen op de hoogten hun werk deden. |
33 | JHWH vereerden ze
maar ze dienden [ook] hun eigen goden volgens het gewoonterecht 5) van de naties waaruit men ze in ballingschap had gevoerd. |
34 | Tot op deze dag handelen ze naar hun eerdere gewoonten
Zij hebben geen eerbied voor JHWH en handelen niet naar de [hun gegeven] voorschriften en richtlijnen naar het Onderricht en de geboden die JHWH heeft gegeven aan de kinderen van Jakob die hij als naam Israël gegeven heeft. |